Перевод: с нидерландского на английский

с английского на нидерландский

С английского на:
Нидерландский
С нидерландского на:
Английский

fill someone in on something

Толкование Перевод

1 hoogte

hoogte

1 [verticale afmeting] height

2 [afstand] height ⇒ 〈 peil, niveau〉 level

3 [vrije ruimte boven iets anders] height

4 [met betrekking tot klanken] pitch

5 [wiskunde] height

6 [aardrijkskunde] level ⇒ 〈 latitude〉 latitude, 〈 met betrekking tot hemellichaam〉 elevation, 〈 met betrekking tot hemellichaam〉 altitude

♦voorbeelden:

1   de hoogte van de kamer • the height of the room

     een hoogte bereiken van • reach a height/level of; 〈 boom, plant, dier ook〉 grow to a height of

2   de hoogte van de waterspiegel • the water level

     op gelijke hoogte met de vloer • level/flush with the floor

     op geringe/grote hoogte vliegen • fly at (a) high/low altitude

     〈 figuurlijk〉 tot op zekere hoogte hebt u gelijk • to some/a certain extent you're right

     〈 figuurlijk〉 Nederland is leuk tot op zekere hoogte • Holland is nice as/so far as it goes

     op een hoogte van 7000 m • at a height/an altitude of 7000 m.

     ter hoogte van zijn schouders • at shoulder height

3   〈 figuurlijk〉 zich op eenzame hoogte bevinden • be unique

     op gelijke hoogte staan met • be (on a) level with; 〈 figuurlijk ook〉 be on a par with

     de hoogte ingaan • go up, rise; 〈 vliegtuig ook〉 ascend

     〈 figuurlijk〉 de prijzen gingen de hoogte in • prices went up/rose; 〈 sterker〉 prices rocketed/soared

     〈 figuurlijk〉 iemand in de hoogte steken • praise someone to the skies

     〈 figuurlijk〉 uit de hoogte doen tegen iemand • treat someone high-handedly

     〈 figuurlijk〉 hij deed erg uit de hoogte • he was acting very superior

4   tonen van gelijke hoogte • notes of the same pitch

5   lengte, breedte en hoogte • length, breadth and height

6   de vloot kruiste ter hoogte van Texel • the fleet was cruising off Texel

     er staat een file ter hoogte van Woerden • there is a ^Atraffic jam near Woerden

¶   zich van iets op de hoogte stellen • acquaint oneself with something

     iemand op de hoogte brengen/stellen • acquaint someone with something, inform someone about/of something; 〈 informeel〉 fill someone in on something

     iemand op de hoogte houden • keep someone informed (of things); 〈 informeel〉 keep someone posted

     op de hoogte blijven • keep oneself informed; 〈 informeel〉 keep in touch

     volledig van iets op de hoogte zijn • be well informed about/acquainted with something; 〈 informeel〉 be well up on something

     slecht op de hoogte zijn • be ill-informed/ 〈 informeel〉 out of touch

     indien u verhinderd bent wordt u verzocht ons hiervan op de hoogte te stellen • please let us know if you are unable to come

     ik kan geen hoogte van hem krijgen • I don't understand him; 〈 informeel〉 I can't figure him out

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hoogte
2 iemand op de hoogte brengen/stellen

iemand op de hoogte brengen/stellen

acquaint someone with something, inform someone about/of something; 〈 informeel〉 fill someone in on something

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand op de hoogte brengen/stellen
3 eten

eten¹

〈 het〉

1 [voedsel] food

2 [maaltijd] meal ⇒ dinner 〈 middag of avond〉

♦voorbeelden:

1   hij laat zijn eten en drinken ervoor staan • 〈 figuurlijk〉 it's his be-all and end-all

     hij houdt van lekker eten • he is fond of good food

     eten en drinken meenemen • bring along something to eat and drink

     dat is geen eten • that isn't fit to eat

2   koud eten • cold meal, lunch

     warm eten • hot meal, dinner

     het eten is opgediend/klaar • dinner is served/ready

     het eten laten staan • 〈 niet beginnen〉 leave one's food; 〈 niet helemaal opeten〉 not finish one's food

     het eten maken • make dinner

     wijn bij het eten drinken • drink wine with a meal

     ik ben niet thuis met het eten • I won't be home for dinner

     onder het eten • during meals/the meal, at dinner(time)

     nog een kik en je gaat zonder eten naar bed • one more word out of you and you'll be packed off to bed without your dinner

————————

eten²

I 〈 onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉

1 eat

♦voorbeelden:

1   een hapje eten • have a bite to eat

     hij begon er direct van te eten • he fell to

     al gegeten en gedronken hebben • 〈 figuurlijk〉 have had more than one's fill

     te veel/te weinig te eten geven • overfeed, underfeed

     het is te eten /niet te eten • it's edible/inedible, it tastes OK/awful

     〈 figuurlijk〉 daar kan men niet van eten • fair words butter no parsnips

     wat eten we vandaag? • what's for dinner today?

     goed kunnen eten • have a good hearty appetite

     je kunt hier lekker eten • they serve good food here

     lekker gegeten? • enjoyed your meal?

     eet smakelijk • enjoy your meal

     te veel eten • overeat (oneself)

     om op te eten zijn • be/look good enough to eat

     eet ze • enjoy

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [een maaltijd gebruiken] eat ⇒ dine

♦voorbeelden:

1   blijf je (te) eten? • will you stay for dinner?

     wij zitten net te eten • we've just sat down to dinner

     buitenshuis/buiten de deur eten • eat/dine out

     thuis eten • eat in

     iemand te eten vragen • ask someone to dinner

     uit eten gaan • go out for dinner

     iemand uit eten nemen • take someone out to dinner

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [door eten verkrijgen] eat

♦voorbeelden:

1   iemand arm eten • eat someone out of house and home

     zijn bord leeg eten • eat everything up

     zijn buikje rond eten • eat one's fill

     zich te barsten eten • eat till one is fit to burst

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > eten
4 stoppen

stoppen

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [een ruimte opvullen] fill (up) ⇒ 〈volstoppen/proppen〉 stuff

2 [iets in een ruimte bergen] put (in(to))

3 [tot stilstand brengen] stop

♦voorbeelden:

1   een gat stoppen • fill a hole

     een lek stoppen • plug a leak

     wij stopten onze oren dicht • we stopped up our ears

2   iets in zijn mond stoppen • put something in(to) one's mouth

     iemand geld in de hand stoppen • slip money into someone's hand

     hij laat zich alles in (de) handen stoppen • he'll take anything

     iemand in de gevangenis stoppen • put someone in prison

     munten in de telefoon stoppen • feed coins into the telephone

     een kind onder de wol stoppen • tuck a child up in bed

3   de keeper kon de bal niet stoppen • the goalkeeper couldn't save the ball

     het verkeer stoppen • stop the traffic

     hij was niet te stoppen • there was no stopping him

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [halt houden] stop

2 [eindigen] stop (-ing)

♦voorbeelden:

1   de auto stopte • the car stopped/pulled up

     een auto doen stoppen • stop a car

     verboden te stoppen • no stopping

     wilt u daar stoppen? • 〈 auto〉 please pull up over there

     stoppen aan de kant van de weg • stop at the side of the road

     stop! • stop!

2   stop dat gezwam • stop talking rubbish

     stop ermee! • stop it!

     ik stop met dit werk • I'm stopping doing this work

     het is tijd om te stoppen • it's time to stop

     zonder te stoppen • without stopping

III 〈 onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉

1 [stoffen herstellen] darn ⇒ mend

2 [met betrekking tot ontlasting] bind (the bowels) ⇒ 〈 positief ook〉 stop diarrhoea, 〈 negatief ook〉 cause constipation

♦voorbeelden:

1   moeder zat (kousen) te stoppen • mother was darning (stockings)

2   rijstewater stopt (de buikloop) • rice-water stops diarrhoea

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > stoppen
5 vervullen

vervullen

1 [vol maken] fill

2 [voldoen aan] fulfil ⇒ perform 〈 taak〉, discharge 〈 plicht〉

3 [verwezenlijken] fulfil ⇒ realize

4 [bekleden] fill

♦voorbeelden:

1   dat vervult ons met zorg • that fills us with concern

     〈 figuurlijk〉 van iets vervuld zijn • be full of something

2   tijdens het vervullen van zijn plicht • in the discharge of his duty

3   iemands wensen vervullen • comply with someone's wishes

4   een betrekking vervullen • fill a position

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vervullen
6 vol

vol

1 [geheel gevuld] full (of) ⇒ filled (with)

2 [over de hele oppervlakte bedekt] full (of) ⇒ covered (with/in)

3 [gevuld] full

4 [waaraan niets ontbreekt] complete ⇒ whole

5 [geheel zijnde wat het zelfstandig naamwoord noemt] full

6 [met betrekking tot geluiden] full ⇒ rich

7 [met betrekking tot kleuren] deep ⇒ intense

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 zij luisterde vol aandacht naar zijn woorden • 〈 ook〉 she hung on(to) his every word

     de verhandeling zat vol fouten • 〈 ook〉 the paper was riddled with errors

     een reis vol gevaren • a hazardous journey

     〈 figuurlijk〉 hij zit vol grappen • he's always joking (around)

     vol nieuwe ideeën • 〈 ook〉 teeming with new ideas

     een huis vol mensen • a house full of people

     met een volle mond/met de mond vol praten • talk with one's mouth full

     〈 figuurlijk〉 vol ontzetting/afgrijzen • in dismay/in horror

     een kamer vol rook • a room thick with smoke

     de tram is vol • the tram is full (up)

     de hele stad is er vol van • 〈 figuurlijk〉 it's the talk of the town

     iets vol maken/gieten/stoppen • fill something up

     het was er vol • it was full/crowded (there)

     helemaal vol • full up, packed

     〈 figuurlijk〉 vol van iets zijn • be full of something

2   een weide vol bloeiende paardenbloemen • a meadow full of/ 〈 formeel〉 abloom with dandelions

     de tafel ligt vol boeken • the table is covered with books

     een muur vol plakken met posters • cover a wall with posters

     de kranten staan er vol van • the papers are full of it

     de tafel stond vol met cadeaus • the table was loaded with presents

3   een vol gezicht/ een volle boezem • a full/chubby face, a full bosom

4   een volle dagtaak • a full day's work; 〈 figuurlijk ook〉 a full-time job

     het volle gewicht hebben • contain the full/entire weight

     het volle loon • full pay

     het kostte hem acht volle maanden • it took him all of eight months

     met het volste recht/ in het volste vertrouwen • quite rightly/in complete confidence

     een volle week de tijd hebben • have a full/whole week

     ten volle • fully, entirely

5   zij is een volle nicht van me • she's my first cousin

¶   iemand voor vol aanzien • take someone seriously

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vol

См. также в других словарях:

fill — [fil] vt. [ME fillen, fullen < OE fyllan < Gmc * fulljan, to make full < * fulla (> Goth fulls, FULL1) + jan, caus. suffix] 1. a) to put as much as possible into; make full b) to put a considerable quantity of something into [to fill… … English World dictionary
fill — fill1 [ fıl ] verb *** ▸ 1 make something full ▸ 2 become full of something ▸ 3 put something in hole/gap ▸ 4 about sound/smell/light ▸ 5 be given job/position ▸ 6 feel emotion strongly ▸ 7 spend time doing something ▸ 8 put something in hole in… … Usage of the words and phrases in modern English
fill — 1 /fIl/ verb 1 MAKE STH FULL a) also fill up (T) to put the right amount of a liquid, substance, or material into a container, or put in enough to make it full: I filled a saucepan and put it on the stove. | You ve filled the bath too full. |… … Longman dictionary of contemporary English
fill — fill1 W1S1 [fıl] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(become/make full)¦ 2¦(large thing/number)¦ 3¦(sound/smell/light)¦ 4¦(emotions)¦ 5¦(provide something)¦ 6¦(spend time)¦ 7¦(perform a job)¦ 8¦(crack/hole)¦ 9 fill yourself (up)/fill your face … Dictionary of contemporary English
fill in — verb 1. supply with information on a specific topic (Freq. 4) He filled me in on the latest developments • Hypernyms: ↑inform • Verb Frames: Somebody s somebody 2. represent the effect of shade or shadow on (Freq. 1) … Useful english dictionary
fill — I UK [fɪl] / US verb Word forms fill : present tense I/you/we/they fill he/she/it fills present participle filling past tense filled past participle filled *** 1) fill or fill up [transitive] to make something full Let me fill your glass. Tears… … English dictionary
fill — verb 1》 make or become full. ↘block up (a hole, gap, etc.). ↘(of a sail) curve out tautly from its supports as the wind blows into it. 2》 pervade (a place or the air). ↘cause to experience a feeling. 3》 appoint a person to (a vacant… … English new terms dictionary
fill-in — noun someone who takes the place of another (as when things get dangerous or difficult) (Freq. 2) the star had a stand in for dangerous scenes we need extra employees for summer fill ins • Syn: ↑stand in, ↑substitute, ↑relief, ↑reliever, ↑ … Useful english dictionary
fill — /fɪl / (say fil) verb (t) 1. to make full; put as much as can be held into. 2. to occupy to the full capacity: water filled the basin; the crowd filled the hall. 3. to supply to fullness or plentifully: to fill a house with furniture; to fill the …
fill in — phrasal verb Word forms fill in : present tense I/you/we/they fill in he/she/it fills in present participle filling in past tense filled in past participle filled in 1) [transitive] to add information such as your name or address in the empty… … English dictionary
fill in — 1) PHRASAL VERB If you fill in a form or other document requesting information, you write information in the spaces on it. [mainly BRIT] [V n P] If you want your free copy of the Patients Charter fill this form in... [V P n (not pron)] Fill in… … English dictionary

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на английский

fill someone in on something

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на английский

fill someone in on something

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: